Bewust Jager

Een Weidelijk Ethos

Woord van Welkom

Welkom op mijn hernieuwde weblog! Op deze pagina wil ik u als lezer meenemen in mijn leven als jager en buitenmens en mijn gedachten en overdenkingen met u delen.

Ik ben geen influencer en ik deel hier vooral persoonlijke meningen, ervaringen en beschouwingen in opiniestukken. Daarnaast wil ik ook uitgebreide artikelen schrijven over diverse jachtgerelateerde thema’s waarbij ik ook verwijs naar interessante literatuur en ander werk.

Ik zal tevens stukken uit mijn ‘oude’ blog actualiseren en herpubliceren op deze pagina.
Hopelijk kan ik op deze manier inspireren, inzicht bieden, u aan het denken zetten of simpelweg amuseren.

Vergeet niet om bij interesse deze pagina te volgen en/of te reageren wanneer u dat wilt! U vindt mij ook op Instagram als @bewustjager.

Ik tracht minstens éénmaal per maand een schrijfsel te publiceren. Alvast veel leesplezier!

Wat is plezierjacht?

Ik kreeg afgelopen week van iemand de vraag of ik een professionele jager ben of een jager die “alleen maar aan plezierjacht” doet. Mijn antwoord daarop was vrij eenvoudig. Ik zei dat iedereen die jaagt een professionele jager hoort te zijn en dat ethisch jagen daarbij de grootste drijfveer moet zijn. Het is in ieder geval mijn persoonlijke drijfveer, dat moge blijken uit deze weblog.

Veel mensen die niet bekend zijn met de jacht maken bovengenoemde tweedeling op basis van aannames: enerzijds zijn er in hun beleving ‘betaalde beroepsjagers’ en anderzijds de ‘hobby- of plezierjagers’. De term ‘plezierjacht’ wordt door de anti jachtlobby gebruikt als denigrerende term, naast vermaakjacht of hobbyjacht. Deze termen impliceren, vooral naast de negatieve beeldvorming die eraan gekoppeld wordt, dat jagers puur ter vermaak de bossen en velden in trekken om hobbymatig dieren “aan flarden” te schieten.1

‘Plezierjacht’ is dus een term die gebruikt wordt om jagers neer te zetten als mensen die expliciet plezier halen uit het doodmaken van levende wezens. De stap naar psychopaten, moordenaars en domme bruten wordt dan ook snel gemaakt door tegenstanders van de jacht. Ik heb de term ‘plezierjacht’, die in mijn directe beleving overigens eerder verwijst naar een vaartuig, ook lange tijd gehekeld vanwege de negatieve connotatie. Maar waarom eigenlijk? Jagen en het jager zijn brengen mij immers plezier. Waarom zou ik die term dan juist niet omarmen?

Allereerst, ik kan het niet vaak genoeg benadrukken, gaat het jager zijn niet alleen over jagen. Jagen is de handeling waarbij je met een geweer ter hand op jacht gaat om daadwerkelijk een dier te doden. Het is daarbij overigens niet de handeling van het doden zelf die mij plezier brengt. De trekker overhalen blijft voor mij immers altijd een moeilijk moment. Of zoals filosoof en bio-ethicus T.R. Kover stelt: “Als jagen puur over doden zou gaan, werkten alle jagers wel in een slachthuis”.2 Ik beleef tijdens de jacht wel plezier aan de spanning van de jacht, het in het veld zijn en de verbondenheid met de levende wereld om me heen. Juist dit laatste is iets wat bij alle ethische jagers en jachtfilosofen de belangrijkste drijfveer is voor het jager zijn.3

Jager zijn gaat echter niet alleen over jagen, maar ook over biotoopbeheer, over observatie en waarnemen, over ecologie, over spirituele en directe verbondenheid met het ecosysteem en de levende wereld om ons heen, over populatiebeheer, over het beperken van botsingen tussen de mens en wilde dieren, over educatie, over levensvragen, over zo veel meer dan het daadwerkelijk op jacht gaan. 4 Jager zijn maakt mij persoonlijk bewust van onze eigen rol in het ecologische en biologische geheel en confronteert me met de eindigheid en kwetsbaarheid van onze leefwereld en onze levens.

Bewust deel uitmaken van mijn leefwereld is voor mij het belangrijkste doel in leven. Wilde dieren levend en in goede gezondheid zien is wat mij echt plezier brengt. Ik weet echter ook, mede door het jager zijn, dat de natuur vol lijden is en dat de natuur niet hard is, maar wel onverschillig. Het voorkomen van lijden bij wilde dieren door zwakke en zieke dieren, oude en aftakelende dieren of dieren die gewond zijn te schieten en het voorkomen van  verkeersslachtoffers en inteelt brengen mij ook weer oprechte voldoening, al gaat het soms gepaard met de dualiteit van het bewust nemen van een leven. Dat is niet iets dat je ‘zomaar’ doet omdat het vermaak biedt.

De jacht is in mijn ogen absoluut geen ‘hobby’ of vermakelijk tijdverdrijf, ondanks de recreatieve waarde van de jacht. Jager zijn is een bewuste levenshouding die vraagt om een kritische zelfbeschouwing en een sterke, op ethiek gerichte morele kompas. Ethiek is datgene waardoor de mens, en dus ook de jager, zichzelf bewust beperkt en matigt in zijn of haar handelen. Het is de drijfveer voor het jager zijn en datgene dat een jager tot een professional maakt, tot een vakkundige specialist. Een jager is elke minuut van de dag jager, leert altijd bij en haalt zijn of haar voldoening uit het bewust doorgronden van de levende wereld, ook buiten het jagen om.

Op die manier wordt het jager zijn een vrijwillige taak die met passie en levensvreugde wordt uitgevoerd door mensen in hun vrije tijd, naast hun baan. Hun betaling uit zich in dat wat ze oogsten, zowel de eigenlijke jachtbuit (vlees, huid, bot, de trofee en de producten van het dier) als de vruchten van hun handelen (gezonde populaties en gezonde dieren, voorkomen van landbouwschade, levenservaring, kennis, inzicht). Ze halen voldoening uit het genot van het buitenleven, de directe verbinding met de natuur, de kameraadschap van het jagen, het professioneel samenwerken met de hond, het altijd blijven leren in het veld en ook de mentale en spirituele rust die het jager zijn met zich mee brengt. Daar kan geen financiële compensatie tegenop.

Plato en Aristoteles in de Scuola d’Atene (door Raphael), Vaticaanse musea, Rome.
(Foto door auteur, 2008.)

Ethiek is de sleutel tot bewust en doelgericht jagen, het vormt de weidelijke jager en zorgt ervoor dat de jager zichzelf constant bevraagt, test en beperkt. Aristoteles zette in zijn Ethica Nicomachea al uiteen dat het vermogen tot ethisch denken en het ethisch verantwoord handelen de mens plezier schenkt. Oftewel: ethiek is datgene waaraan de mens oprecht plezier beleeft.5 In dat opzicht is een ethische jager dus toch een ‘plezierjager’, maar niet in de negatieve zin van het woord. Toch vermijd ik de term nog vaak, omdat ik door onwetenden waarschijnlijk in een negatief hokje zal worden geplaatst. Die onwetendheid is volgens Plato, naast wie Aristoteles in de Vaticaanse musea is afgebeeld, de echte bron van alle kwaad.6

  1. Zie bijvoorbeeld de negatieve berichtgeving door Animal Rights. ↩︎
  2. Kover 2010. ↩︎
  3. Zie o.a. Dahles 1997, Kowalsky 2010, Leopold 1989, Moling 2020, Ortega y Gasset 2007. ↩︎
  4. Kover 2010. ↩︎
  5. Moling 2020. ↩︎
  6. Zoals o.a. uiteen gezet in de Politeia. ↩︎

Waidmannsheil?

Als amateur ethicus verdiep ik me graag in filosofie en ethiek. Gegronde jachtethiek is voor mij dan ook de basis waaruit ik jaag. Deze jachtethiek uit zich in het weidelijk jagen, waaraan ik op deze weblog uitgebreid aandacht wil besteden. Niet voor niks is de ondertitel van Bewust Jager: “een weidelijk ethos.” Als inleiding op volgende blogs over het thema weidelijkheid wil ik allereerst graag kort stilstaan bij de Duits-Oostenrijkse jagersgroet ‘waidmannsheil.’
Een ‘waidmannsheil’  wordt geuit tussen jagers die het veld ingaan, als succeswens, of bij een geslaagde jacht, wanneer een jager een dier weidelijk geschoten heeft. Het is een groet die niet te pas en te onpas gebruikt dient te worden. Zo gebruikt men de groet bijvoorbeeld niet buiten jachtaangelegenheden. Ook groet men elkaar bijvoorbeeld niet in de kroeg met ‘waidmannsheil.’ De nadruk ligt op de weidelijke boodschap van het jagen, de groet en gelukswens van de ene ‘waidmann‘ aan de andere.

Een ‘waidmann’ of ‘weidmann’, is een jager die de ‘weidgerechte’ jachtethiek hoog in het vaandel heeft staan. De etymologische oorsprong ligt waarschijnlijk bij het woord ‘Weide‘, dat zowel kan staan voor het veld op zichzelf, als voor het benutten van veld en dier als voedsel en bestaansmiddel.1 De term ‘weidgerechtigkeit‘ gaat terug tot de 13e of 14e eeuw en verwijst naar de weidelijkheid als deugd en als vorm van deugdzaam handelen.2 Oorspronkelijk waren de waidmänner beroepsjagers van lagere stand die zich organiseerden in een gilde om zich af te zetten tegen de adellijke vorm van jacht, waarbij het ging om de ‘kill’, de pracht en praal en het binnenhalen van een rijke buit. Bij de waidmann ging en gaat het echter om de passie voor de levende natuur en de respectvolle omgang daarmee op basis van diepgaande kennis, kunde en begrip. Volgens Heidi Dahles is de ware waidmann dan ook een weidelijk jager die leeft volgens een strikte erecode die is ontstaan uit overlevering en traditie.3 De waidmann draagt weidelijkheid uit via zijn of haar denken en doen, waarbij tradities en rituelen net zo belangrijk zijn als de respectvolle omgang met al wat leeft.

Het regent op de sociale media vaak WMH’s en ‘WMD’s.’4 Ik kom ze te pas en te onpas tegen op het internet. Onder elk bericht van een succesvol afschot regent het meteen WMH’s en WMD’s, afkortingen als een uitwas van onze snelle digitale cultuur. Dat stuit mij persoonlijk vaak tegen de borst, omdat een waidmannsheil een oprechte jagersgroet is die vanuit het hart dient te komen en die direct geuit wordt tussen weidelijke jagers. Een waidmannsheil wens je elkaar persoonlijk en dan vooral wanneer je elkaars jachtgerichte handelen als weidelijk beschouwt. Het heeft te maken met een stukje wederzijds persoonlijk respect en erkenning en de groet dient dan ook oprecht en vanuit het hart te komen. De snelle afkorting ‘WMH’ vind ik dan ook absoluut geen recht doen aan de groet en ik zal deze dan ook altijd voluit typen, maar veel liever persoonlijk en mondeling overbrengen, al dan niet met een verdiende handdruk.

Maar hoe hoort het dan eigenlijk? Laten we eerst kijken naar de spelling. We komen naast ‘waidmannsheil‘ ook vaak ‘weidmannsheil‘ tegen. Dat heeft niets te maken met een Nederlandse spelling, maar met lokale spelling en traditie. Zo wordt in Südtirol bijvoorbeeld ‘waidmannsdonk’ vaak gebruikt. Ook de spellingen weydmannsheil, waydmannsheil en weidmansheil komen voor. Volgens de Duitse Duden spellinggids heeft weidmannsheil de voorkeur. Dit is historisch gezien ook de oudste schrijfwijze. Waidmannsheil lijkt oorspronkelijk uit de Beiers-Oostenrijkse en Oost-Frankische hoek te komen en deze schrijfwijze werd in 1934 in de Duitse jachtvoorschriften overgenomen.5 Bijzonder daarbij is dat tegenwoordig de spelling met ‘ei‘ vooral in het oosten en zuiden van Duitsland en in Oostenrijk gebruikt wordt en de spelling met ‘ai‘ in het noorden en westen, dus precies omgekeerd. Walter Frevert (1897-1962), wiens werk nog steeds wordt gezien als bepalend op het gebied van Duitse jachtgebruiken, gebruikt voornamelijk waidmannsheil. Uiteindelijk ligt het aan de jager zelf welk schrijfwijze hij of zij prefereert, er is geen goed of fout.

Zo komen we aan bij de gebruiksnorm van de termen waidmannsheil en waidmannsdank. Hoe en wanneer worden de termen correct gebruikt?

  • Als groet en gelukswens tussen jagers onderling: Wanneer twee jagers (herkenbaar gekleed als jager) elkaar treffen kort voor, tijdens of na de jacht of wanneer ze beiden op jacht gaan of van de jacht terugkomen groeten ze elkaar met een waidmannsheil. Het antwoord is dan dus ook “waidmannsheil.”
  • Als onderlinge gelukswens op de jacht. Wanneer jagers samen het veld ingaan en vervolgens opsplitsen om bijvoorbeeld op verschillende hoogzitten te gaan zitten, dan wensen ze elkaar waidmannsheil.
  • Als groet en gelukswens tussen een niet-jager en een jager. Onder een niet-jager valt ook een jager die niet herkenbaar gekleed is als jager of een jager die niet het veld ingaat of die niet direct bezig is met jagen. De niet-jager wenst de jager een waidmannsheil die wordt beantwoord door de jager met een waidmannsdank. Is de niet-jager uitgerust met een verrekijker, dan kan de jager ook antwoorden met “goede aanblik”.6
  • Als felicitatie van een medejager. Wanneer twee jagers elkaar treffen na een succesvolle jacht of een succesvol schot, dan groet men de succesvolle jager met een waidmannsheil. De succesvolle jager antwoordt dan met waidmannsdank.
  • Als felicitatie van de jachtleider. Wanneer een succesvolle jager van de jachtleider een buitbreuk (een afgebroken tak van handpalmgrootte) overhandigd krijgt (traditioneel vanaf het lemmet van een jachtmes), dan wordt de jager gefeliciteerd met een waidmannsheil. De jager antwoordt dan ook met waidmannsdank.
  • Als dank aan een hondengeleider. Wanneer er een hond of zweethond aan te pas komt om een geschoten dier ‘binnen te brengen’, dan overhandigt de schutter de hondengeleider een breuk en bedankt hem of haar en de hond met een waidmannsdank. De hondengeleider antwoordt dan de schutter met een waidmannsheil en plaatst vervolgens de breuk in de halsband of het tuigje van de hond.
  • Als dank bij direct met de jacht gerelateerde bezigheden, zoals een jachtuitnodiging, mag een jager een waidmannsdank uitspreken.

Waidmannsheil wordt dus altijd gebruikt in een directe jachtcontext en wordt dus niet gebruikt om een brief of e-mail mee af te sluiten en ook jagers die elkaar buiten de jacht tegenkomen (dus ook tijdens bijvoorbeeld een Hubertusviering) groeten elkaar niet met een waidmannsheil. Ook wordt waidmannsheil absoluut niet gebruikt bij het uitbrengen van een heildronk. Het moge duidelijk zijn dat het een ethisch en symbolisch beladen term is die niet lichtzinnig dient te worden gebruikt. Mede daardoor vind ik de ‘WMH’ afkeurenswaardig. Beter is dus een voluit geschreven ‘waidmannsheil‘ of ‘weidmannsheil.‘ De beste optie is om de succesvolle jager persoonlijk te spreken, dan wel op te bellen, en mondeling en direct deze jachtgroet met passie en oprechtheid over te brengen.

  1. Dahles 1987; Kemperman 2021, 17-18; Molin 2020, 108; Paul 2022, 10. ↩︎
  2. Molin 2020, 108. ↩︎
  3. Dahles 1987. ↩︎
  4. WMH als afkorting van ‘waidmannsheil‘ en WMD als afkorting van ‘waidmannsdank.’ ↩︎
  5. Lindner 1979, 68; Paul 2022, 10. ↩︎
  6. In het Duits: “Guter Anblick”, naar: Herberstein 2008, 188. ↩︎

Warmtebeeld en weidelijkheid

Toen ik afgelopen maand weer rond struinde op Europa’s grootste jachtbeurs in Dortmund, viel het me weer op hoe groot de rol van moderne techniek is geworden binnen de jachtwereld. Vooral de ontwikkeling van nachtzichtapparatuur en warmtebeeldtechniek is in de afgelopen jaren enorm toegenomen. Daardoor zijn deze technische hulpmiddelen toegankelijk en betaalbaar geworden voor de jager op de particuliere markt. Uiteraard rijst daarmee meteen de vraag hoe ethisch verantwoord en dus ook hoe weidelijk het gebruik van deze apparatuur is binnen de jachtwereld. Ook in de Duitse Überlaufer podcast ging het laatst over het feit dat ‘jagen’ steeds oneerlijker wordt door het gebruik van nachtzicht en warmtebeeld.

Kernelementen van het weidelijk of ‘weidgerecht‘ jagen zijn de inspanning en vaardigheden die de jager moet ontwikkelen om de zintuigen en natuurlijke verdedigingsmechanismen van het prooidier te omzeilen. Zonder uitdaging geen jacht. Het jachtwapen, munitie en eventueel de hond zijn in principe alles wat een jager nodig heeft aan materiaal. Aldo Leopold (1887-1948) stelt dat de kern van sportsmanship/ weidelijkheid het cultiveren van vaardigheid is en het terugdringen van het gebruik van ‘gadgets.’1

Foto van een das, gemaakt met mijn eigen nachtzichtapparatuur.

Drones, nachtzicht, warmtebeeldkijkers, afstandsmeters, wildcamera’s, weerapps, lokkers, de lijst van materialen en hulpmiddelen die we als jager kunnen toepassen lijkt eindeloos. Ze zijn dan ook erg handig en soms ook onmisbaar, maar de jager moet uiteindelijk zelf kennis en kunde opdoen, zonder van hulpmiddelen afhankelijk te worden. De mobiele telefoon is bijvoorbeeld handig in het veld, met een heel scala aan beschikbare apps en een fotocamera, maar moet niet afleiden van het huidige moment.

Filosoof David Petersen stelt dat moderne ‘jagers’ steeds luier worden. Ze willen kort aanzitten, prooigarantie, schieten en naar huis. Dieren krijgen geen kans meer. Dit soort mensen noemt hij: “wanna-be hunters, people who do not want to invest time, energy knowledge and heart to hunt properly.”2 Jachtfilosoof bij uitstek, José Ortega y Gasset, stelt het simpel: “Wanneer de mens zijn immense technische superioriteit benut, dan is jagen geen jagen meer, maar slechts moord en destructie.”3

Men heeft jarenlang alleen ’s nachts gejaagd bij voldoende maanlicht. Nog steeds doen jagers dit, vooral in landen waarin het gebruik van nachtzichtapparatuur verboden is. Het vraagt dan veel kennis en kunde om een dier juist te identificeren of ‘aan te spreken’ en te schieten. Zelfs dan nog kan het fout gaan door schaduwwerking, lichtgebrek of domweg een verkeerde inschatting. In plaats van een keiler ligt er dan een leidende zeug of een dier wordt verkeerd geraakt en sterft een pijnlijke dood. Dat wil niemand. Is het in dan toch niet weidelijker om nachtzichtapparatuur te gebruiken?

Afbeelding van het zicht door een infrarood warmtebeeldkijker bij een artikel over de Vlaamse wetgeving rondom deze apparatuur.

Bij de huidige faunaschadebestrijding zijn alle toegestane jachtmiddelen inzetbaar, dus ook nachtzichtapparatuur. Wilde varkens effectief ’s nachts bejagen in het kader van populatiebeheer en schadebestrijding vraagt uiteindelijk toch om deze vorm van ‘valsspelen’. Nachtzicht maakt het jagen hier namelijk weidelijker. De jager kan het dier makkelijker zien, ook al gebruikt het varken het duister als dekmantel. Daarnaast kan de jager duidelijk inschatten waarop hij of zij schiet en bepalen of het mogelijk is om effectief een verantwoord schot te lossen.4 Door de meeste nachtzichtapparaten is een dier goed herkenbaar, maar het vergt nog steeds een getraind oog om het dier te vinden in het landschap en daarna de juiste inschattingen te maken.

Warmtebeeldkijkers daarentegen zijn voor mij persoonlijk een heel ander verhaal. Deze zorgen ervoor dat dieren niet alleen het donker verliezen als dekmantel, maar ook hun natuurlijke camouflage en de dekking van het terrein. Bij duurdere warmtebeeldapparatuur zijn de dieren door hun warmtesilhouet zelfs in de dekking van het bos herkenbaar en kunnen zich dus niet effectief verstoppen voor de jager. Daarentegen zijn de kijkers wel weer uiterst handig bij het tellen en inventariseren van wild en ze zijn uitstekend toepasbaar bij de nazoek, wanneer een dier niet direct ligt op het schot, maar uiteraard altijd in combinatie met een goede zweethond. Ook zijn eventuele andere dieren en mensen die zich in het veld bevinden goed zichtbaar, wat de veiligheid ten goede komt. Ook kunnen goede warmtebeeldkijkers gebruikt worden om de fysieke toestand, de leeftijd, het geslacht en de bouw van een dier duidelijk waar te nemen.

Warmtebeeldrichtkijkers op het geweer zijn voor mij persoonlijk echter uit den boze. Je schiet dan op het infraroodsilhouet van een dier. Het beeld is bij duurdere modellen vaak haarscherp en duidelijk, maar bij goedkopere modellen zijn obstakels als takken tussen schutter en doel vaak slecht zichtbaar. Ook kan het silhouet, vooral bij de goedkopere modellen, onduidelijk zijn door de hoeveelheid warmte die het dier uitstraalt. Het dier kan zich ook niet meer effectief verstoppen. Een warmtebeeldrichtkijker is daardoor in mijn optiek niet weidelijk, zoals ook Rudolf Schwarz daarover schreef in jachtmagazine ‘Der Anblick.’ Hij benadrukt dat we door het gebruik van onze nieuwste techniek de dieren in dusverre beperken dat ze nergens meer hun rust en toevlucht kunnen zoeken voor de menselijke jager.5 Een handheld warmtebeeldkijker zou ik nog wel eventueel aanschaffen voor in de vorige alinea genoemde doeleinden, maar ik zou deze uit principe alleen gebruiken wanneer het echt pure noodzaak is, anders niet! In ieder geval niet als richtmiddel op het geweer. Daarmee zou ik mezelf als weidelijk jager dus beperken in het gebruik van mijn technische mogelijkheden of ‘gadgets.’

Bijschrift bij een Instagram story van een handelaar in warmtebeeldapparatuur.

Zelfs verkopers van nacht- en warmtebeeldapparatuur roepen jagers op om hun producten weidelijk toe te passen, zoals in bovenstaande afbeelding te zien is. Daar ligt uiteindelijk de middenweg. In de juiste situatie kan nachtzicht- en warmtebeeldtechniek een goed hulpmiddel zijn bij schadebestrijding en beheer, maar de gebruiker blijft ervoor verantwoordelijk de juiste en weidelijke keuze te maken. Een weidelijk jager zal zichzelf dus vanwege ethische overwegingen moeten beperken in het gebruik en toepassing van de beschikbare technische hulpmiddelen, zo stelt ook de Oostenrijkse theoloog en filosoof Markus Moling (1978).6 Het weidelijkheidsprincipe vraagt de jager dus om zelfbeheersing en zelfbeperking, een thema dat steeds weer terug keert in de jachtethiek en jachtfilosofie.7. Die zelfbeperking en zelfbeheersing vormen een kernprincipe van de weidelijke jacht.8 Stel uzelf dus steeds de vraag die een goede jachtvriend van me laatst stelde: “Als we al die dure apparatuur maar klakkeloos gebruiken, zijn we dan nog wel echt met jagen bezig?”

  1. Leopold 1989. ↩︎
  2. Petersen 2010. ↩︎
  3. Ortega y Gasset 2007. ↩︎
  4. Weinrich 2019, 316. ↩︎
  5. Schwarz 2016, 52. ↩︎
  6. Moling 2021, 130. ↩︎
  7. Larson 2006, 16; Vitali 2010. ↩︎
  8. Moling 2021, 160. ↩︎

Midden in de winternacht

Vrede was er overal, wilde dieren kwamen.
Bij de schapen in de stal, en zij speelden samen.

Harry Prenen, Midden in de Winternacht, 1943

Bovenstaande passage uit één van mijn favoriete kerstgezangen heeft een mooie boodschap. Een boodschap van compassie en mededogen. Rond kerstmis hopen we op een wereld van vrede en saamhorigheid, waarin alle levende wezens elkaar tolereren en in vrede leven en waarin er geen dood en lijden meer is. Dat blijft natuurlijk utopisch, dood en geboorte en eten en gegeten worden maken wezenlijk deel uit van onze ecologische werkelijkheid. Maar toch blijft het een nobel streven. Ook als jager wil je je inzetten voor een gezonde leefwereld voor de mens en alle niet-menselijke dieren.

Het is inmiddels december en het jachtseizoen loopt langzaam ten einde. Ik hang mijn geweer even aan de wilgen, of in de kluis zo u wilt, want het is advent. Kerstmis is voor mij de belangrijkste tijd van het jaar. Als katholiek ben ik veel in de kerk om me voor te bereiden op het kerstfeest. Daarnaast heb ik het druk met kerstmarkten bezoeken, bij vrienden en familie zijn en kaartjes schrijven aan dierbaren. Op die kaartjes staan vrijwel elk jaar wilde dieren in de sneeuw afgebeeld. Veel mensen versieren ook het huis met afbeeldingen van wilde dieren. Herten, eekhoorns, konijnen, hazen, roodborstjes en uiteraard rendieren behoren tot geliefde kersticonografie.

Kerstmis, wilde dieren en de jacht lijken sterk met elkaar verbonden te zijn. Niet in de eerste plaats vanwege het wild dat bij veel Nederlanders op tafel staat met de kerstdagen. Op christelijke feestdagen is het overigens bij wet verboden om te jagen in Nederland.1 In Groot-Brittannië echter wordt Boxing Day, bij ons tweede kerstdag of de feestdag van St. Stefanus, gezien als de dag bij uitstek om te jagen. Veel jachtgroepen en slipjachtorganisaties komen dan ook op de Britse eilanden samen voor de zogenaamde Boxing Day hunts. Wild bij het diner wordt van oudsher geassocieerd met de adel, die het jachtrecht bezat. Het eten van wild was dan ook niet zomaar aan de normale mens besteed en wild wordt nog vaak onbewust gezien als een bijzondere of luxe vorm van eten.

Boxing Day Hunt in Keswick (Foto door Gareth Cavanagh)

Ons kerstfeest gaat, zoals velen wellicht bekend is, terug op oeroude gebruiken die overal ter wereld verschillen. Het Joelfeest en de pre-christelijke feesten waren gekoppeld aan de winterzonnewende, de terugkeer van het licht in de wereld. Een tijd van verandering en overgang, een traditie die we ook zien in de komst van het Christuskind. Men geloofde dat in dat soort liminele dagen de grens tussen onze wereld en de geestenwereld vervaagde en via offers, vaak dieren en zelfs mensoffers, probeerde men een gunstige terugkeer van de zon af te smeken en met vuur, wintergroen en luid kabaal werden kwade geesten afgeweerd.

Een andere Britste kersttraditie is de Wren hunt op St. Stephen’s day. De zogenaamde wrenboys joegen hierbij vroeger op Winterkoninkjes en bonden de dode vogeltjes uiteindelijk aan een staf, samen met een takje hulst, linten en gekleurd papier, de zogenaamde wren pole. Het roodborstje viel vaak ten slachtoffer aan dezelfde traditie. De vogeltjes zijn dus niet alleen geliefde onderwerpen op kerstballen en kerstkaarten vanwege hun voorkomen in de winter. Vanaf de vroege twintigste eeuw wordt er overigens niet meer op de vogeltjes gejaagd, maar wel nog gedanst rondom de wrenpole, die vaak versierd is met mooie kunstvogeltjes en veel kerstgroen.

Hunting the Wren on St. Stephen’s Day,
Walter Crane.

In de pre-christelijke tradities werd er in Europa ook vaak gejaagd op wilde zwijnen op de dag voorafgaand aan de zonnewende en later werd deze traditie doorgezet op de dag van kerstavond. Ook deze zwijnen werden oorspronkelijk als offerdier behandeld. Het zwijn werd gezien als een heerser van het woud en stond symbool voor grote en belangrijke feesten. Asterix en Obelix eten in de stripboeken dus ook niet voor niets graag everzwijn! In de Middeleeuwen werd het zwijn vaak gezien als een symbool van geweld en van zonden. Het doden van een zwijn werd gezien als een offer aan het Christuskind, een symbool voor de overwinning op de zonde. Daarom diende men in middeleeuws Engeland vaak een zwijnenkop op bij het diner op Eerste Kerstdag. Dat zien we terug in de Boar’s Head Carol, een 15e eeuws kerstlied. Op Queen’s College, een afdeling van de universiteit van Oxford, vindt met kerstmis een Boar’s Head Dinner plaats waarbij het lied een rol speelt.

The Boar’s Head Carol

Een dier dat prominent aanwezig is in de kersticonografie is natuurlijk het rendier. Ook het rendier is een offerdier in de pre-christelijke traditie, vooral in Scandinavië. De Sámi, traditionele rendierhoeders, leven nog steeds van de jacht en van hun rendieren. Rendieren staan in hun cultuur voor wijsheid, doorzettingsvermogen en overlevingskracht. In de Noordse culturen komen ook verschillende midwinterfiguren voor die vergezeld worden door, of rijden op een rendier. Via de Vikingen en via latere middeleeuwse handel werden rendieren en rendiergeweien breder geïntroduceerd in West-Europa. Clement C. Moore publiceerde in 1824 het gedicht ‘T was the Night before Christmas‘, waarin de slee van de kerstman voor het eerst getrokken wordt door een groep rendieren.

In de kerstwinkels en tuincentra kom je echter meer afbeeldingen van herten tegen dan van rendieren. Ze lijken lukraak door elkaar gebruikt te worden, wat doet vermoeden dat de meeste mensen niet lijken te weten hoe rendieren eruit zien. Rendieren hebben een robuuste bouw met een brede, stompe snuit en een echte wintervacht, vaak in grijstinten. Ze leven met name in grote kuddes en voeden zich vooral met korstmossen. Ook zijn zowel mannelijke en vrouwelijke rendieren geweidragers.

Het (edel)hert heeft een ander soort gewei, leeft in kleiner groepsverband en heeft een heel andere bouw, vacht en kleur dan het rendier. Ook damherten en reeën zijn hertachtigen, maar verschillen weer sterk van edelherten en rendieren. Het edelhert speelt wel een rol in de kersticonografie. Herten staan voor de dorst, de zoektocht naar God.2 Ook wordt het hert vaak gezien als goddelijke boodschapper, als levensgids en als een symbool van puurheid, zuiverheid, betrouwbaarheid en verhevenheid.3 Eigenschappen die ook weer aan Christus kunnen worden verbonden. Herten worden in de christelijke traditie vaak als tien-ender afgebeeld, met een gewei met tien uiteinden die weer symbool staan voor de tien geboden.

Een Sámi vrouw met een rendier (Shutterstock).

Een laatste wild dier dat we in en rond de kerststal terugzien is de duif. In de christelijke traditie natuurlijk het symbool bij uitstek voor de Heilige Geest, die met God de Vader en Jezus de heilige drie-eenheid vormt. Ook is de duif een symbool van vrede, liefde en vertrouwen. In het kerstlied ‘The Friendly Beasts‘, leeft de duif in de nok van de kerststal en koert hij het kerstkind in slaap. Een andere traditionele functie van de duif is, u kunt het wel raden, de rol van offerdier bij uitstek. De duif is ook de meest voorkomende vogel in de bijbel.

Veel wilde dieren die tegenwoordig met de kersttraditie verbonden zijn en die vaak symbool staan voor christelijke waarden komen dus vaak voort uit veel oudere tradities en vaak uit een offerscontext. Het offeren is echter ook weer een sterk symbool voor de geboorte van Christus als mens, die zichzelf uiteindelijk opoffert aan het kruis ter vergeving van de zonden.

Kerstmis blijft een prachtig feest vol traditie, gezelligheid en warmte. Vrede op aarde, verbondenheid en saamhorigheid lijken in onze tijd vaak ver te zoeken, maar gelukkig brengt kerstmis veel mensen toch weer dichter bij elkaar.
Als er dit jaar wild op tafel staat tijdens de kerstdagen kunt u wellicht nadenken dat u niet alleen voedsel, maar ook een stukje symboliek opdient.
Via deze weg wil ik u als lezer in ieder geval zalige en vredige kerstdagen wensen en een voorspoedig en gezond komend jaar. En ik wil u graag danken voor het lezen van mijn schrijfsels!

Geboorte bij nacht,
Geertgen tot Sint Jans (1490),
National Gallery, London.
  1. Met uitzondering van bejaging van vrijgestelde diersoorten in het kader van schadebestrijding. ↩︎
  2. Zie bijvoorbeeld psalm 42:
    ’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
    Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
    Van de frisse waterstromen,
    Dan mijn ziel verlangt naar God.
    ↩︎
  3. Zie ook de Hubertuslegende. ( ↩︎

Walgelijk!

“Walgelijke moordenaars!”
“Compassieloze dierenhaters!”
“Jagers zijn hersenloze, ongeletterde bruten, laat ze elkaar maar lekker afschieten.”
“Wat maakt het uit als ze uit een gesaboteerde hoogzit vallen? Één leven voor de vele levens die ze zelf genomen hebben!”
“Weerzinwekkende, narcistische en sadistische psychopaten!”

Dit zijn niet mijn woorden, maar reacties onder Instagramposts met hashtags als #bandejacht. Op zulke social media posts reageren dan tevens weer gekrenkte jagers die ook aan het polariseren slaan en de activisten bestempelen tot werkschuwe bomenknuffelaars met geitenwollen sokken, domme sojaverslindende klimaatwappies of havermelk drinkende, Groenlinks stemmende stedelingen.

Zogenaamde jachtsaboteurs deinzen er intussen niet voor terug om een hoogzit letterlijk op losse schroeven te zetten met alle mogelijke gevolgen vandien (een hoogzit kan enkele meters hoog zijn, een val kan dus fataal zijn of zware verwondingen tot gevolg hebben). Niet voor niks controleer ik de hoogzit altijd voordat ik erin klim.

Kortom, de polarisatie is niet van de lucht.
We zien het momenteel ook terug in het politieke circus. Er wordt maar geschreeuwd over links en rechts, zonder dat mensen überhaupt lijken te weten wat deze politieke termen daadwerkelijk inhouden. De wereld lijkt steeds meer te worden ingedeeld in binaire opposities, zwart en wit, voor en tegen.

Vooral de sociale media lijken hier een prominente rol in te spelen. Ik heb mijn Facebook account jaren geleden verwijderd omdat ik het gepolariseerde digitale geschreeuw toen al zat was. “Never read the comments” is ook niet voor niks een geliefde meme geworden.

Rondom de jacht speelt het digitale conflict zich af tussen de pro’s en de anti’s, het ‘jagersgilde’ tegen de ‘anti-jachtlobby.’ Beide partijen verwijten elkaar dat ze recht willen praten wat krom is, waarbij de realiteit uit het oog wordt verloren en de emotie de overhand krijgt. Het mondt uit in dreigende taal en scheldpartijen, zonder elkaars boodschap te horen, laat staan bereid te zijn om naar elkaar te willen luisteren of begrip op te brengen. Schreeuwerige, manipulatieve, haatdragende en op vooroordelen gebaseerde boekjes als Jagerslatijn of Schotschrift tegen de jacht dragen in ieder geval niet bij aan een opbouwende dialoog. 

Bij voorbaat zijn mensen vaak niet meer bereid in gesprek te gaan. We willen elkaar slechts steeds weer overtuigen van elkaars gelijk en gaan tot in het extreme om dat te bereiken. De kortzichtige bekrompenheid, agressieve taal en de bedreigingen die hierbij de kop opsteken vind ik pas echt walgelijk en weerzinwekkend!

Ethische jagers willen, net zoals natuurbeschermers, fotografen, recreanten, ornithologen en andere gebruikers van het buitengebied bijdragen aan een gezonde leefomgeving voor alle dieren, inclusief de mens. Kunnen we daarom niet gewoon de mantra “Let’s agree to disagree” aanhouden en de middenweg zoeken? Zo houden we de mogelijkheid tot dialoog open en kunnen hoor en wederhoor plaatsvinden. Zo kunnen we samen reflecteren. Reflectie en kennis leiden immers tot inzicht en inzicht leidt hopelijk tot wijsheid.

Het bos is voor ons allemaal

Het bos is van ons allemaal. We hebben allemaal de behoefte aan recreatie, aan het vernieuwen van onze energie en het ontladen van de spanning uit het dagelijks leven. En waar kan dat beter dan in het bos? Talloze studies tonen immers aan dat slechts een afbeelding van een bos al voldoende is om ons te doen ontspannen en ook forest bathing is tegenwoordig erg populair aan het worden.

Ook ik was afgelopen week in het bos voor ontspanning. Vanaf de hoogzit bestudeerde ik door mijn verrekijker een reegeit met een reekalf, die tegen de achtergrond van oranje en gele herfstkleuren stonden te eten in het prachtige herfstlicht, terwijl ik wachtte op de wilde varkens. Ineens werd de rust verbroken door luid geroep. “Booooooris. Kom! Kom maar jongen! Boooooris!” De reeën keken het even aan, maar sloegen toen plotsklaps op de vlucht. Vanuit het niks klonk er een explosie van gejank en geblaf en een jonge ree schoot door het bos, gevolgd door Boris de hond, die de ree op de hielen zat. Er werd nog lang op hem geroepen, tot hij waarschijnlijk weer terug was bij het baasje. Hopelijk was de jonge ree zonder verwondingen ontkomen.

Ree aangevallen door loslopende hond (Foto door Ruurd-Jelle van der Leij via @boswachtertim in BN de Stem, 02-04-17).1

Een uur later zag ik ineens een blauwe flits tussen de bomen. Een ijsvogeltje wellicht? Nee hoor, een mountainbiker die een reewissel (een vast pad dat reeën gebruiken als ze zich verplaatsen) gebruikte als mountainbikeroute en nu doodleuk door mijn schootsveld fietste, en dat op privéterrein nota bene! Toen ik op hem riep om van zijn overtreding op de hoogte te stellen, deed hij net of hij me niet hoorde, maar trapte toch net even iets sneller door.

Tijdens de Covid-19 pandemie veranderden de bossen spontaan in een soort openluchtpretparken. Mensen trokken massaal de bossen in, vaak met loslopende honden. Meermaals zag ik coronapuppy’s en andere honden de reeën en hazen opjagen door het struikgewas. Als ik dan goedbedoeld mensen vroeg of ze hun hond wilden vasthouden omdat er jonge reeën in de bramen lagen, dan kreeg ik meestal een lompe of ronduit vijandige reactie. “Waar bemoei jij je mee?!”, of “Dat is toch fijn voor de hond, lekker achter de hertjes aan!” Mijn verhaal over de reeën die extreem gestrest raken en geen tijd hebben om rustig te kunnen herkauwen was vaak, maar gelukkig niet altijd, aan dovemansoren gericht. Om nog maar te zwijgen over de toename van zwerfafval in het bos tijden deze vreemde tijden.

Prachtig, maar weerloos!
Bekend waarschuwingsbordje van vereniging Het Ree.2

Zo kan ik nog even doorgaan over geocachers die tijdens een drijfjacht door de drift lopen of mensen die complete kastanjebomen leegplunderen midden in het bos, maar mijn punt lijkt me duidelijk. Natuurbeleving is belangrijk en iedereen mag natuurlijk gebruik maken van het bos, maar er zijn ook regels en die zijn er niet voor niks. Ook wij jagers dienen ons aan een veelvoud aan geschreven en ongeschreven regels te houden in het bos. We zetten ons samen met boswachters, jachtopzichters en natuurbeheerders in voor deugdelijk natuurbeheer en voorlichting en onderlinge dialoog met recreanten spelen daarbij een belangrijke rol. Blijft op de paden en mountainbikeroutes, hou de hond aan de lijn en geniet vooral van de rust. Misschien kunt u dan ook nog wat dieren spotten!

Het bos is niet van ons allemaal, maar het is er voor ons allemaal, zolang we ons maar bewust aanpassen aan de wilde dieren die er wonen. Ook zij hebben behoefte aan hun rust en het opladen van hun batterij. Laten we elkaar daar dan ook op kunnen aanspreken zonder dat we onze opgebouwde spanning op elkaar moeten ontladen in onnodige scheldpartijen en boze gesprekken.

  1. https://www.bndestem.nl/brabant/boswachters-worden-horendol-van-loslopende-honden~aeaa72c7/ ↩︎
  2. https://hetree.nl/ ↩︎

In nomine sancti Huberti

Het is weer november. De bossen tooien zich in hun mooiste kleuren en de jagers trekken de wouden in. Rond 3 november zijn er weer overal in de katholieke sfeer Hubertusvieringen. Drie november, de naamdag van de heilige Hubertus van Luik, zou mijns inziens in de agenda van iedere jager moeten staan. Hij is immers ‘onze’ patroonheilige. Als katholiek en als jager heb ik Hubertus hoog in het vaandel staan en ik verzamel ook Hubertus-gerelateerde voorwerpen. Maar wat maakt deze Hubertus nu zo belangrijk voor de jager?

Sint Hubertus staat, zoals de meeste heiligen, bekend om zijn legende. Die verhaalt over de Merovingische edelman Huibrecht die na de dood van zijn vrouw Floribanne zijn heil zoekt in reclusie in de donkere wouden van de Ardennen, waar hij leeft van de jacht. Geslagen door het leven trekt hij ook op Goede vrijdag (andere bronnen noemen eerste kerstdag), de sterfdag van Christus, het woud in om te jagen. Hij komt een groot hert tegen en wanneer hij op het punt staat het dier te doden, verschijnt er een lichtend kruis tussen de geweistangen van het hert. Hij hoort een stem die hem gebied af te zien van het wereldlijke jagersleven en zich aan te sluiten bij Lambertus van Maastricht om een vroom leven te gaan leiden. Vanaf nu eert hij de schepper door het geschapene te eren.

Wilhelm Carl Räuber, Visioen van de heilige Hubertus (1892), schilderij in mijn werkkamer.

De legende van het hert beheerst de iconografie rond de heilige, al is deze legende al eerder bekend bij de heilige Eustachius, een Romeinse krijgsheer die rond het jaar 118 de marteldood zou zijn gestorven en die zich had bekeerd tot het christendom nadat hij het hert met het lichtend kruis in het gewei tegenkwam. Vermoedelijk gaat deze legende nog verder terug, naar één van de voorchristelijke jachtgoden. Pas later, vermoedelijk in de late middeleeuwen, wordt de legende van het hert onherroepelijk met Hubertus verbonden. Legende of niet, Hubertus van Luik heeft echt bestaan. Er zijn verschillende hagiografieën (heiligenlevens) over hem geschreven, waarin hij vooral optreed als discipel van Lambertus en later als diens opvolger en bisschop van Luik.1 Hij wordt vooral gekenmerkt door zijn gave tot het genezen van hondsdolheid door het gebruik van de zogenaamde ‘Hubertussleutel’, waarmee beetwonden worden dichtgeschroeid, alsook door het eten van gezegend Hubertusbrood. Hubert Hendriks heeft overigens een mooi modern heiligenleven over Hubertus samengesteld in zijn boek ‘Hubertus, zijn leven ten tijde van de Merovingen‘, een aanrader voor de geïnteresseerde lezer.2

De historische figuur Hubertus werd geboren in het jaar 655 in Toulouse als zoon van de hertog van Aquitanië en groeide op en diende aan het hof van Parijs en Metz en hij werd een vertrouweling van Pepijn van Herstal. Hij trouwde met Floribanne, een dochter van Dagobert van Leuven en kreeg met haar een zoon, Floribert(us). Na haar dood ging Hubertus in de leer bij Lambertus van Maastricht. De broer van Hubertus, Odo, heerste in zijn plaats over Aquitanië. Hubertus bezocht paus Sergius I in Rome en volgde bij terugkomst in Maastricht Lambertus op, die in zijn afwezigheid was vermoord. Hubertus verplaatste de bisschopszetel uiteindelijk naar Luik en stierf op 30 mei 727 op vermoedelijk 72-jarige leeftijd in Fura, vermoedelijk een leengoed of landgoed in de huidige Voerstreek.

Hij werd in 744 heilig verklaard en op 30 september (toevallig mijn verjaardag) 825 werden zijn stoffelijke overblijfselen overgebracht naar het dorpje Andage in de Ardennen, tegenwoordig Saint Hubert. Wie daar rond 3 november naartoe gaat kan getuige zijn van een grootse Hubertusviering waarin een koor van de Trompes de Chasse, de Franse jachthoorns, de jagers toezingt vanaf de trappen van de basiliek waarin het graf van Hubertus ligt.3 Uiteraard heb ik de pelgrimage naar Saint Hubert zelf al eens gemaakt om te bidden bij het graf van Sint Hubertus. Het praalgraf dat in de basiliek staat is leeg, het gebeente van de heilige is verdwenen tijdens de Franse Revolutie en is niet meer teruggevonden. Toch blijven het graf en de basiliek een mooi bedevaartsoord jagers.

Graf van de heilige Hubertus in de basiliek van Saint Hubert (2018).

In menig jagershuis is wel een verwijzing naar Hubertus terug te vinden. Ik heb bijvoorbeeld een kopie van het schilderij ‘Visioen van de heilige Hubertus’ van Wilhelm Carl Räuber in mijn werkkamer hangen en ik draag op jacht altijd een Hubertusmedaillon ter bescherming. Die bescherming roepen we ook over ons af bij het eten van het gezegende Hubertusbrood, dat op Hubertusvieringen voor mens en dier wordt uitgedeeld. Op veel van die vieringen worden ook honden, roofvogels en andere jachtdieren gezegend en in het verleden werden op sommige Hubertusvieringen ook de geweren gezegend, wat tegenwoordig begrijpelijkerwijs niet meer zo snel gebeurt. Dieren worden speciaal vereerd tijdens de Hubertusviering als onderdelen van de goddelijke schepping waar wij als mens zorg voor horen te dragen. Daar ligt de ware betekenis van de Hubertuslegende dan ook.

In de legende vertelt de stem van God Hubertus te stoppen met jagen. Het lijkt daarmee nogal vreemd dat juist deze heilige de schutspatroon van de jagers is. Maar juist de roep tot inkeer is hier zo belangrijk. Zoals Hubertus tot inkeer komt vanuit het wereldlijke leven, zo dient de jager tot inkeer te komen en zich bewust te worden van de manier waarop hij of zij leeft en jaagt. Zoals Hubertus compassie voelt voor het hert, zo voelt de jager compassie voor de dieren. Zoals Hubertus zich dienstbaar opstelt naar de mens, zo stelt de jager zich dienstbaar op naar medemens, dier en omgeving. En zoals Hubertus de boodschap van het christendom verspreid, zo verspreiden de jagers de weidelijke boodschap van het bewuste jagerswerk. Rond 1695 werd de ridderorde van Sint Hubertus, nu de Internationale orde van Sint Hubertus opgericht met als credo: “Deum Diligite animalia diligentes“, ofwel “Eer de schepper door zijn schepselen te eren.”4 Dit credo vat de boodschap van de heilige Hubertus vattend samen.

Beeld van de heilige Hubertus in de St. Hubertuskapel te Born.

De wouden worden steeds warmer, het wild schaarser, de recreatiedruk groter. Het fysieke en sociale klimaat veranderen snel. Mensen komen steeds makkelijker met elkaar in conflict, maar ook met hun leefwereld en de planten en dieren die erin leven. Dat maakt de boodschap van Hubertus erg actueel en des te belangrijker. Hubertus is daarmee een moderne heilige, die ons maant om zorgvuldig met onze aarde en het leven erop om te springen, vooral in deze tijden van overbevolking en de milieu- en klimaatcrises in een steeds meer verbitterde samenleving. Hij kan daarmee wellicht zelfs worden gezien als een soort ‘klimaatheilige’ bij uitstek. “Leef bewust, wees tolerant en draag actief zorg voor de levende wereld”, lijkt Hubertus ons ook tijdens de huidige Hubertusvieringen weer toe te roepen. Laat ons als jagers dan ook zorg dragen voor het mysterie achter alle levende dingen. Ik wens u, mocht u een Hubertusviering gaan bezoeken, van harte een sfeervolle en betekenisvolle viering toe. Ook wanneer u geen jager bent, de boodschap is immers gericht aan ieder die hem hoort.

Noten:

  1. Zie ook: https://orthodoxeinformatiebron.wordpress.com/2016/07/07/de-heilige-hubertus/ ↩︎
  2. Hendriks, H.C.W., 2012. Hubertus, zijn leven ten tijde van de Merovingen. Nijmegen (Stichting Vlegel). ↩︎
  3. Zie voor een mooie beschrijving van de basiliek: https://www.ellenevabrouwers.com/2017/12/09/jacht-op-hubertus-geopend ↩︎
  4. Zie voor meer informatie: http://www.hubertusorde.be/ ↩︎

© 2024 Bewust Jager

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑